Geschiedenis

De geschiedenis van de speeltrommel en de beide uurwerken

In Middelstum komt de speeltrommel pas in de 19de eeuw. Dit is vrij uitzonderlijk want de 17de-eeuwse beiaard is doorgaans een twee-eenheid; de klokken konden worden bespeeld met de hand (het ‘beyerwerck’) en door middel van een speeltrommel (de ‘voorslagh’). Feitelijk is het handspel uit de speeltrommel ontstaan. Aan het eind van de 15de eeuw wordt in veel steden de uurslag aangekondigd door een kort melodietje. Het handspel is pas in de 16de eeuw ontstaan. In 1510 (in Oudenaerde, Vlaanderen) wordt het stokkenklavier (‘een clavier in torrekin om te beyaerden’) voor het eerst vermeld. In Middelstum lijkt het dus net andersom te zijn gegaan, maar toch is er een tekst die er op duidt dat er een zeer eenvoudig automatisch spel aanwezig was. Schoolmeester W. R. Visscher, die ook koster, organist en beiaardier was, schrijft aan het begin van de 19de eeuw: “Tevens moet aangemerkt worden als eene byzonderheid in een dorp, het by uitstek fraai gegotene klokkenspel; zynde uitmuntend helder en zuiver van toon; bestaande uit twee volle Octaven: wordt twee keer in de week bespeelt; alsmede dient het tot de aankondiging van den Godsdienst: telkens hoort men elk klokslag een vol accoord van hetzelfde, bestaande uit c,e,g,c’.”

Diverse posten aan het begin van de 19de eeuw, betrekking hebbend op de aanschaf van koperdraad, wijzen op de aanwezigheid van een klein automatisch spelletje.

In 1853 wordt door de kerkvoogden van de Hippolytuskerk besloten “tot daarstellen van een Carillon aan het Klokkenspel in den toren te Middelstum, en de uitvoering daarvan, volgens een gemaakt bestek, opgedragen aan den heer P. van Oeckelen te Haren voor de som van ƒ 2180,00.” Het bestek zelf is helaas verloren gegaan. Er komt dus eindelijk een volwaardige speeltrommel, maar wel ten koste van het handspel. Het stokkenklavier wordt uit de toren verwijderd. De klokken worden vanaf 1857 nu alleen automatisch door een speeltrommel bediend. Deze speeltrommel is door Petrus van Oeckelen geleverd, de orgelbouwer die in 1863 ook het orgel plaatste. Het is niet waarschijnlijk dat Van Oeckelen de trommel ook zelf heeft gemaakt, want orgelbouwers waren houtbewerkers en de speeltrommel bestaat alleen maar uit ijzeren onderdelen. De betaling geschiedt in drie termijnen.

Speeltrommel

Speeltrommel

De speeltrommel en het uurwerk komen in een mooi afgedekt huisje te staan, zodat stof en ongedierte een goede werking niet kunnen belemmeren. In 1858 wordt een bedrag van ƒ 63,50 uitbetaald aan Sieman A. Klei “volgens quit. Van het Klokkenspel Huisje timmeren en andere werkzaamheden daarby.” Aan de erven van A.J. Luinge wordt voor het “verven en lijmen van het Klokkenhuisje en uurwerk verven” een bedrag van ƒ 96,57 betaald.
Beiaardier A. Schuurmans krijgt ƒ 25,- voor het veranderen van de melodieën in 1858. Een post die slechts eenmaal voorkomt. Nadien is geen aparte rekening voor het versteken van de trommel in de notulenboeken vermeld.

 

Techniek

Lichterbed (Zwaar verroest)

Lichterbed (Zwaar verroest)

De speeltrommel wordt ingeschakeld door het uurwerk. Evenals bij het uurwerk komt ook hier de aandrijfkracht van een gewicht. Op de trommel worden noten (ijzeren pinnen) gestoken die vervolgens het lichterbed (zie foto) aansturen. Deze lichters staan – via meters lang ijzerdraad – in verbinding met de hamers op de klokken. Als een noot een lichter passeert, wordt de hamer opgetrokken. Bij het loslaten valt de hamer weer terug in zijn positie en klinkt de klok. Een melodietje heet dan ook een ‘versteek’. Grote speeltrommels konden vier versteken bevatten, in totaal meer dan twee minuten muziek. Elk kwartier klonk er dan een melodietje waarbij de uurmelodie uiteraard de langste was. In Middelstum is ruimte voor twee versteken: één op het heel en één op het half uur.

Bijzonder is dat de hamers aan de binnenkant van de lantaarn waren aangebracht, met de stelen omlaag.Dit is uniek, want altijd werd het scharnierpunt van de hamers bovenop de klok gemonteerd en waren de hamers buiten de lantaarn zichtbaar. Op foto’s van vóór de oorlog is de inrichting nog goed te zien.

Foto's archief Piet Kooi

Foto’s archief Piet Kooi

Hemonyklokken Midelstum

Voor de restauratie in 1996. De tuimelaars zijn goed te zien.

Vanwege de grote afstand van de speeltrommel naar de klokken, meer dan 20 meter, heeft de trommel nooit goed gefunctioneerd. Mr. A. Loosjes schrijft in ‘De Torenmuziek in de Nederlanden’ (1916): “De inrichting is in goeden toestand; de afstand tusschen speeltrommel en klokken is echter vrij groot, zoodat de verbindingsdraden wat te lang zijn; daardoor ontstaat onregelmatigheid in het spel.”

 

Vanaf 1857 wordt de beiaard niet meer met de hand bespeeld, maar verzorgen de beiaardiers nu alleen de automaat. Vanaf 1920 versteekt Hendrik Jan Reitsema een aantal jaren de trommel. Hij verbetert in dat jaar ook de trommel, na die van Appingedam te hebben bestudeerd.

In 1931 wordt de trommel van nieuwe lagers voorzien. In 1932 krijgt B.F. Veenhoff, stadsuurwerkmaker te Groningen, opdracht vier nieuwe wijzerplaten (1,50 m x 1,50 m) van zwaar gegalvaniseerd plaatijzer te leveren voor ƒ 540,- . Ook wordt een nieuwe wijzerplaat met uur en minuutwijzers op het orgel gemonteerd voor de prijs van ƒ 60,-.

 

Versteken

In de periode 1932-1940 maakt Jacob Everts (stadsbeiaardier van Groningen) versteken. Hier is een versteekarchief van bewaard gebleven. Dit archief, bestaande uit 16 bladen muziekpapier (zie foto), bevat veel informatie over de manier waarop de trommel heeft gefunctioneerd.

 

versteek

Dorpsrel

Maar hoe komt men in Middelstum aan Jacob Everts? Dit is een bijzonder verhaal. De organist van de Doopsgezinde Kerk, de heer Hendrik Jan Reitsema, wordt in 1920 door de Kerkvoogdij van de Hervormde

Kerk gevraagd voor reparatie van het speelwerk. Reitsema is een handige knutselaar en tevens een vrije vogel (zijn twee duiven – genaamd “Soekarno” en “Westerling” – vlogen vrij door het huis). Reitsema onderzoekt het en repareert het naar voorbeeld van het speelwerk in de toren van Appingedam.

Eildert Drenth, de toenmalige organist en klokkenist, is niet tevreden met het werk van Reitsema en meldt de kerkvoogden dat het speelwerk verkeerd is aangebracht en de klokken zo kunnen gaan barsten. Maar die vatten alles gemoedelijk op en vragen Reitsema tevens advies voor herstel van het Van Oeckelenorgel. Reitsema zet in die tijd geregeld nieuwe melodieën op de trommel. Na een dorpsrel klimt hij ‘s nachts in de toren en brengt een “passend” lied op de trommel aan. De dorpsgenoten luisteren de volgende morgen zeer verbaasd naar de vrolijke klanken, maar de kerkvoogdij kan het minder waarderen. Ze moest wel ingrijpen. Beiaardier Jacob Everts uit Groningen wordt verzocht de onheuse melodie te verwijderen. Reitsema wordt vervolgens de toegang tot de toren ontzegd.

Nieuwe ontwikkelingen

Na de oorlog moet de speeltrommel wijken voor een elektromagnetische variant.

Uit het adviesrapport van Henk Verhoef: “Na veel vertraging kwam in 1950 een automatisch spel. Het werkte met een houten trommeltje, waarop een papieren band met spijkertjes was gespannen. Daarmee werden elektro-pneumatische ‘pistons’ gestuurd, die aan de toetsen van het handklavier bevestigd waren Pikant is dat de adviescommissie van de NKV (Nederlandse Klokkenspel Vereniging) al in 1946 gepleit had voor handhaving van de trommel, en er aan verschillende kanten twijfel was geuit over de betrouwbaarheid van het door Eijsbouts met verve verdedigde nieuwe systeem. Ook binnen de Rijkscommissie voor advies voor Klokken en Klokkenspelen was protest te horen tegen het buiten gebruik stellen van het oude speelwerk. Al in 1953 werd het trommeltje vervangen door een ‘filmband’.”

 

Bandspeelwerk fa. Eijsbouts

Bandspeelwerk fa. Eijsbouts

In 1961 komt het eerste bandspeelwerk in de toren. Jarenlang verzorgen de organisten (de heren Pelleboer en later Steketee) de automatische muziek voor het carillon. In 2008 wordt een computer geplaatst door Simon Laudy, dit ter vervanging van de automaat die door blikseminslag dusdanig was beschadigd dat reparatie niet rendabel was. De melodieën worden nu via een muziekprogramma omgezet naar een midi-file en opgeslagen in de computer.

 

 

Computer Simon Laudy

Computer Simon Laudy

Nu ligt het plan klaar om de speeltrommel te restaureren. Het geld is inmiddels beschikbaar. De opdracht is nog niet verstrekt, wel is besloten, ook door de nieuwe eigenaar SOGK, dat na ontvangst van de vergunning Simon Laudy van Klokken- en Kunstgieterij Reiderland de opdracht krijgt. Dan kan de uitvoering van de laatste fase van het restauratieplan uit 2005 worden voltooid: het in gebruik nemen van de unieke speeltrommel van Petrus van Oeckelen.

 

 

Uurwerken

In de toren bevinden zich twee uurwerken: het nu functionerende van Eijsbouts uit 1949 en een uurwerk uit 1561 (zie foto). Dit oude uurwerk heeft een boeiende geschiedenis want het is ternauwernood van de schroothoop gered.

Het uurwerk is in 1817 gerepareerd voor ƒ 500,- op kosten van Mr. Egbert Lewe van Middelstum, heer van Ewsum. Na de oorlog, toen Eijsbouts een nieuw uurwerk plaatste, is het buiten gebruik gesteld. Het werd door dhr. Piet Kooi opgekocht, toen hij voor zijn broer (die in de jaren ’59 – ’61 militair in Suriname was) foto’s wilde maken van het nieuw in aanbouw zijnde gemeentehuis. Daartoe werd de toren beklommen en zodoende kwam hij in contact met de speeltrommel en met een berg stangen en tandwielen. Zijn vader (notaris Kooi) was geabonneerd op “The Illustrated London News”, waarin juist in die tijd het oude uurwerk van Salisbury stond afgebeeld. Dhr. Kooi herkende de onderdelen en werd enthousiast.

Het oude torenuurwerk

Het oude torenuurwerk

Voor een oud-ijzerprijs van 10 cent per kilo + wat extra voor de messing onderdelen is het door dhr. Kooi gekocht van kerkvoogd Huizinga (die klerk was op het kantoor van notaris Kooi). De slinger was in het midden ruw afgebroken en voor de helft onvindbaar. De slinger kon door koperslager dhr. P. Zuidhof worden hersteld, d.w.z. dat het bovenste deel inclusief de sleuf nieuw is alsmede de beplating van het gewicht. Het is opnieuw in elkaar gezet, van vet en roest ontdaan en met loodmenie en blauwe verf geschilderd. Twee jaartallen zijn toen ontdekt: 1561 en 1699.

Het oude uurwerk is gevat in een ijzeren frame bestaande uit vier verticale stijlen met sierknop die aan de boven- en onderzijde met elkaar worden verbonden door 2 x 4 ijzeren strips. Aan de linkerzijde bevindt zich het gaand werk en aan de rechterzijde het slagwerk, opwindmechanisme en de windvleugel, gescheiden door ijzeren strips. Alle strips worden door spieën aan elkaar bevestigd. Het uurwerk is als balansuurwerk gemaakt, maar later (1699?) omgebouwd tot slingeruurwerk. Ook is het in de 19de eeuw verbouwd omdat het de speeltrommel moest gaan aansturen.
Toen de restauratie van kerk en toren was voltooid, kon het uurwerk als bruikleen terug worden geplaatst. Dit uurwerk is door Piet Kooi in eeuwigdurende bruikleen aan de kerk geschonken.

Gedicht

Onderstaand gedicht “Het klokkespul van Middelsom” werd op 6 juni 1907, tijdens de bruiloft van Okko Johannes Staal, predikant te Wervershoof en Anni Engeline Leendertsz. uit Middelstum, gezongen. Het is uit 1902 en van een onbekende dichter. Het laat mooi zien hoe het carillon werd gewaardeerd zo rond de eeuwwisseling.

  1. Het klokkespul van Middelsom
    dat kent ja iederain.
    Het is bekend deur ’t haile land
    bij groot zoowel as klain.
    ’t Is wat dat op gain ander dorp
    bestait of het bestoan.
    En nooit nog het hier ’n vrèmde west
    of het er vroag noa doan.
  1. De kinderen dei noar schoul tougoan
    ze kennen ’t laid precies.
    En moaken dat ze in schoule binnen
    bie ’t ende van de wies.
    Ze zinge ’t in gedachten noa
    houveul ’t nog lieden ken.
    En runnen, as ’t op leste gait
    Al noa de schouldeur hen.
  1. De waiders Summers op het land
    de knechten achter ploug.
    Ze heuren ’t klokkespul van ver
    oet ’t Middelsommer loug.
    Het klinkt zoo oarig over ’t veld,
    ’t Is of er een speuldeus gait.
    Zoo fien en teer en toch zo mooi
    dat men er stil van stait.
  1. Nait altied pocht men doar zoo op
    as ik nou in dit laid,
    wie binnen hail nait anders went,
    moar o! as ’t speulwark stait;
    den zeggen toch de maiste luu:
    “Wat stil is ’t nou en roar!”
    En mennigain vragt meester Drenth:
    “Is ’t wieske nog nait kloar?”
  1. Of is men op een ander dôrp
    tegast en blift ain nacht.
    En wil men heuren wat de klok
    bedoult as ze ain slag slagt.
    “Is ’t hail van ain of half van ’t wei?”
    zoo vragt men en denkt zich stom.
    En zucht, och was ik noe moar even
    terug in Middelsom.
  1. Het speulwark het al lang bestoan
    en ’t is nog altied goud.
    Het ken nog mit wel honderd joar,
    wel doezent joar, als mout.
    De tied verandert al heil veul
    en moakt wat recht was krom.
    Moar ’t klokkespul verander nait
    dat heurt bie Middelsom.